Samenwerken tussen onderwijs en het bedrijfsleven is één van de grootste opportuniteiten zoniet de oplossing  om te komen tot sterk techniekonderwijs in Vlaanderen.  


Temidden de bossen en duinen van Hechtel-Eksel, nabij Bosland het grootste avonturenbos van Vlaanderen vertelt René Vanotterdijk, ere coördinerend inspecteur onderwijs op rust gepassioneerd over het technisch en beroepsonderwijs. Wat volgt, een geanimeerd gesprek over: domeinscholen, schroom van leerkrachten, modulair project onderwijs en de kloof tussen wat de praktijk vraagt en onderwijs aanbiedt.

Toekomstige competentienoden van bedrijven



Als ik me niet vergis heb je in 2014 een artikel geschreven over samenwerken binnen en met het beroepstechnisch onderwijs. Als je terugblikt op wat je toen geschreven hebt. Ongeveer 7 jaar geleden en vandaag kijk naar de toestand van het BSO, TSO & BUSO. Merk je dan vooruitgang of zijn we blijven stilstaan?

 

Ik zie vooruitgang! Zeker in de scholengemeenschap waar ik nog nauw bij betrokken ben.  
De vooruitgang situeert zich vooral op het veld. Ik merk op dat er steeds meer initiatieven ontstaan op het niveau van de school en de leerkracht. Zeker wat betreft het TSO & BSO.  Ik zie daar dat er meer leeft.  Ik heb de indruk dat de leerkrachten nu minder schroom hebben om een beetje van de eindtermen en de leerplannen af te wijken en zich meer en meer richten op wat de omliggende industrie vraagt vanuit hun stagebedrijven. Dat is wat me nu opvalt. Maar het is beperkt natuurlijk want ik kom nu niet meer in heel veel scholen in Vlaanderen.


Zo dus, de samenwerking tussen het onderwijs enerzijds en het bedrijfsleven anderzijds daarvan zeg je: ‘Die groeien steeds dichter naar elkaar toe!’

 

Dat is de indruk die ik heb vanuit allerhande initiatieven. En soms komen die initiatieven vanuit de school maar ook vaak vanuit de omliggende bedrijven. Maar ik zie gewoon dat er meer dynamiek is. Zeker hier in onze regio.

 

Je verwijst naar initiatieven. Kan je daar een concreet voorbeeld van geven?

 

Jazeker. Dus bedrijven die vanuit de ervaringen met stagiairs zeggen tegen de school. “Wij hebben vooral specifieke competenties nodig, maar we zien daar nooit iets van!” Want als wij vragen aan studenten: “Hebben jullie dat geleerd?” Dan antwoorden zij: “Wij hebben dat nog nooit tegengekomen in onze lessen.” En omdat het vooral die kennis en vaardigheden zijn waarnaar bedrijven echt op zoek zijn. Zijn zij vragende partij dat een school die inbouwt in zijn curriculum. En scholen, met name de leerkrachten spelen daar eigenlijk meer en meer op in. Wat volgens mij een positieve evolutie is.

De opdeling ASO, TSO, BSO, BUSO blijft een heikel punt.



Waar ik graag nog naar zou verwijzen is de relatie tussen ASO enerzijds en TSO en BSO anderzijds. Zie je daar vooruitgang?

 

Ook daar zie ik geleidelijk aan vooruitgang. Al was het maar omdat ik nu merk dat meer en meer scholengemeenschappen ook de stap durven zetten naar domeinscholen. En persoonlijk sta ik daar heel sterk achter. We hebben het trouwens zelf in onze scholengemeenschap ook gelanceerd.
En het is inmiddels opgestart.  


Waarom sta ik daar zo sterk achter?
Omdat je dan de leerkrachten van ASO, TSO, BSO binnen eenzelfde domein of wetenschapsgebied verplicht om samen op één campus te zijn. En zij dus veel contact hebben met elkaar. En anderzijds omdat een domeinschool enorme mogelijkheden biedt om zowel het: abstract theoretische, theoretisch technische en technisch praktische samen te brengen in projecten.  Want net daar liggen extra mogelijkheden! En in die zin zeg ik ja, er is vooruitgang! Want ik geloof dat domeinscholen er kunnen voor zorgen dat men een ander en meer positievere beeld krijgt van technisch en beroepsonderwijs.



Hoe zou dat proces nog kunnen versnellen?  En wie of wat vormt vandaag nog steeds een bottlenecks?

 

Ja, eerst en vooral wat we juist hebben aangekaart, wat er tussen de twee oren van de Vlaming leeft. Dat is zeker een rem. ASO is nog steeds gericht op doorstromen naar verder onderwijs en daarna komen die leerlingen natuurlijk ook in de praktijk terecht. Maar de kloof tussen wat daar dan zal gevraagd worden en wat men op het secundair niveau aanbiedt, is te groot. Waardoor men te weinig zicht heeft op wat in de praktijk moet gebeuren.  En ook op het tussenstation van hoger onderwijs moet er veel meer interactie komen met het secundair onderwijs.

 

Ten tweede, de studiekeuze gemaakt door de ouders. En ja, je kan hen dat ook moeilijk kwalijk nemen. Het wordt langs alle kanten aangegeven, kijk je moet op het hoogste mikken want dan heb je het meeste kans dat je kind later werk vindt en het goed zal doen in de samenleving. Wat kan je die ouders dan verwijten? Helemaal niks! En dat speelt natuurlijk ook in op de opvattingen van directies & leerkrachten want dat zijn vaak ook ouders.  

 

Dus ik denk dat dat de grootste bottleneck is. Maar de kloof tussen wat de praktijk vraagt en wat onderwijs aanbiedt is voor TSO en zeker voor beroeps-en deeltijdse richtingen veel concreter. Deze scholen hebben daar meer zicht op maar voor ASO doorstroming naar tewerkstelling is de kloof nog veel te groot.

 

Waarschijnlijk is dat ook zo voor leerkrachten die te theoretisch opgeleid zijn aan de universiteiten en hogescholen?

 

Ik denk het wel. Een mooi voorbeeld daarvan is het verhaal van HBO5. Waarvan ik zo gehoopt had dat dit zou inkantelen in de centra voor volwassenenonderwijs. Waardoor de praktijkcomponent sterk centraal zo blijven staan. Maar er is gekozen om deze onder te brengen bij de hogescholen. Waardoor ik een beetje schrik heb, en dat is ook wat ik nu hoor, dat HBO5 opleidingen te theoretisch zullen zijn. Met als gevolg dat het type leerling die HBO5 oorspronkelijk voor ogen had waarschijnlijk uit de boot zal vallen.


Samenwerking VDAB, Syntra & onderwijs


Er is sinds de jaren 80 een samenwerking tussen onderwijs enerzijds en VDAB & Syntra anderzijds. Die is met vallen en opstaan tot stand gekomen. Loopt die samenwerking wel zoals het moet lopen? Waarin verschilt hun werking of doen ze min of meer hetzelfde?

 

U geeft eigenlijk het antwoord. Want daar loopt het nog altijd mank. Op de één of andere manier heeft men structureel, en dat gebeurt natuurlijk omdat administraties en kabinetten zaken naar zich toe willen trekken, te weinig verschillende werkingen uitgebouwd. VDAB wil nog altijd alles aanbieden en een diploma secundair onderwijs kunnen afleveren. Syntra wil dat ook doen. En onderwijs wil dat ook. En eigenlijk… wel ja, ik vind dat nog altijd nog een beetje stupide.

 

En wat is dan de oplossing?

 

De ideale oplossing, en daar eindig ik ook voor een groot stuk mijn artikel mee, is dat men anders moet gaan denken over de opbouw van een curriculum.

 

2 belangrijke dingen:

  • Wat is de stabiele kern voor eender welke opleiding? En dan hebben we het in de eerste plaats over de basisvorming. Wat je nodig hebt om zelfredzaam te zijn in de samenleving. Maar ook nog heel wat andere competenties die nodig zijn om verder te studeren enerzijds of te werken anderzijds.
  • Daarnaast vind ik, moet je met modules gaan werken. Je moet een curriculum dynamisch kunnen opbouwen vanuit de actuele noden van de dag. En bijvoorbeeld VDAB heeft daar heel goed zicht op. Misschien nog het best van allemaal, vanuit hun knelpuntberoepen enzoverder. Syntra heeft de beste connecties met bedrijven en onderhouden die ook goed. Onderwijs kan het best algemene vorming aanbieden. Want daar slagen Syntra net als VDAB niet goed in.

 

Heeft het dan te maken met macht, het zoveel mogelijk naar zich toe willen trekken?

 

Ja, als je weet dat politiek draait rond macht dan denk ik inderdaad dat dit speelt. Het is gewoon, je moet zicht hebben op hoe administraties in Brussel tewerk gaan. Ze werken goed en hebben grote stappen vooruit gezet maar ze zijn log! Problematisch is de drang van de kabinetten om telkens te proberen pluimen op hun hoed te steken. Een spijtige zaak! Want er is toch helemaal niets mis met het idee dat iedereen  1 belangrijke pluim op zijn hoed kan steken? Want zo kan je samen de leerling bedienen, zoals het eigenlijk hoort te zijn.

 

Dus macht gaat samenwerking tegen. Waardoor uiteindelijk de mensen voor wie we het doen met name de leerlingen of leerklant niet krijgen wat ze verdienen?

 

Ik kan daar alleen maar ja op zeggen.

 

 

Lees ook