Thought leadership

Thought leadership verwijst naar en leidt tot de strategie van de school. En zoals wij in de vorige aflevering rond disruptie en elders aangetoond hebben, is dit de theorie van een organisatie en een essentiële maar geen voldoende voorwaarde voor verandering.   


Thought leadership verwijst samen met execution leadership ook naar collectief leiderschap. De hele organisatie, beginnend aan de top, zorgt ervoor dat er een duidelijk kader is (visie en strategie) en een strategisch implementatieplan (de handen en voeten van de visie en strategie) waarbinnen medewerkers kunnen bewegen en hun individueel leiderschap tonen.

Laten wij kijken naar twee voorbeelden van thought leadership. Wij baseren ons hierbij op het boek ‘Disrupting Class’ van Clayton M. Christensen over hoe het onderwijs meer kind- en leerlinggericht georganiseerd kan worden.  


Christensen stelt de vraag wat het hogere doel van het onderwijs is? Hij ziet volgende vier ambities:

  1. het maximaliseren van het menselijk potentieel,
  2. het mogelijk maken van een levendige en participatieve democratie waarbij geïnformeerde kiezers in staat zijn het gespin te doorprikken van leiders die enkel hun eigenbelang nastreven,
  3. het leren en aanscherpen van kennis, vaardigheden, competenties en attitudes die zullen helpen om onze economie welvarend en competitief te houden en
  4. het begrip koesteren dat mensen zaken op verschillende manieren kunnen zien en dat dit respect vraagt in plaats van vervolging. Dit zijn doelstellingen op hoog (supra) niveau en kunnen mee geïnspireerd zijn door de minister van onderwijs en/of de koepels. 


Van elke school of scholengroep wordt verwacht dat ze deze ambities - als een voorbeeld – voor het onderwijs in het algemeen proberen te bereiken via hun strategie. Elke school of scholengroep heeft een eigen identiteit en cultuur en dus eigen overtuigingen, normen en waarden. Die leiden tot een eigen strategie die kan verschillen van andere scholen. Groot zullen die verschillen – jammer genoeg - nooit zijn.     


STAP 2

Mensen motiveren en deelnemen in een verhaal

Christensen geeft ook een voorbeeld van één aspect van een schoolstrategie. Het is tevens de essentie van het boek m.n. hoe het onderwijs de studenten écht centraal kan stellen door van de huidige monolithische aanpak - één enkele stijl van lesgeven voor alle leerlingen - te evolueren naar een modulaire aanpak en hoe nieuwe technologieën dit kunnen bewerkstelligen.


Dit houdt onder andere in ‘leren’ intrinsiek motiverend maken en geen one-size-fits-all handboeken meer, maar les- en leermateriaal op maat van de behoeften en kenmerken (o.a. type intelligentie) van elke individuele leerling. Christensen onderscheidt acht types intelligentie en verwijst hierbij telkens naar een bekend figuur: talig (T.S. Eliot), logisch-wiskundig (Albert Einstein), ruimtelijk (Frank Lloyd Wright), lichamelijk-bewegingsgericht (Michael Jordan), muzikaal (W.A. Mozart), interpersoonlijk (Moeder Theresa), intrapersoonlijk (Sigmund Freud) en natuurgericht (Dian Fossey).   

 

Christensen gebruikt hierbij geen holle woorden en (nietszeggende) slogans zoals ‘De school werkt participatief en responsief, ‘De school ontwikkelt en voert een doeltreffend personeelsbeleid dat integraal en samenhangend is’ ‘Het schoolteam realiseert doelgericht een brede en harmonische vorming die betekenisvol is’ en ‘verbindend leiderschap’. Op basis van de beschrijving hierboven is het niet alleen al heel wat helderder wat er bedoeld wordt met ‘de leerling centraal stellen’, er wordt reeds een duidelijk verband gelegd met de implementatie m.n. de vraag hoe doe je dat dan precies?     

Lees ook